Nokia 6290 - Aanvullende veiligheidsinformatie

background image

Aanvullende veiligheidsinformatie

Kleine kinderen

Uw apparaat en toebehoren kunnen kleine onderdelen bevatten. Houd ze buiten
het bereik van kleine kinderen.

Gebruiksomgeving

Dit apparaat voldoet aan de richtlijnen voor blootstelling aan RF-signalen
wanneer het op normale wijze tegen het oor wordt gehouden of wanneer het
zich op een afstand van minimaal 2,2 cm (7/8 inch) van het lichaam bevindt.
Wanneer het apparaat op het lichaam wordt gedragen in een draagtasje, riemclip
of houder, moeten deze hulpmiddelen geen metaal bevatten en moet het
apparaat zich op de bovengenoemde afstand van het lichaam bevinden.

Voor het overbrengen van databestanden of berichten moet dit apparaat kunnen
beschikken over een goede verbinding met het netwerk. In sommige gevallen kan
het overbrengen van databestanden of berichten vertraging oplopen tot een
dergelijke verbinding beschikbaar is. Houd u aan de bovenstaande
afstandsrichtlijnen tot de gegevensoverdracht is voltooid.

Bepaalde delen van het apparaat zijn magnetisch. Metalen voorwerpen kunnen
worden aangetrokken door het apparaat. Houd creditcards en andere
magnetische opslagmedia uit de buurt van het apparaat, omdat de gegevens die
op deze media zijn opgeslagen, kunnen worden gewist.

Medische apparatuur

Het gebruik van radiozendapparatuur, dus ook van draadloze telefoons, kan het
functioneren van onvoldoende beschermde medische apparatuur nadelig
beïnvloeden. Raadpleeg een arts of de fabrikant van het medische apparaat om
vast te stellen of het apparaat voldoende is beschermd tegen externe RF-energie
of als u vragen hebt. Schakel het apparaat uit in instellingen voor
gezondheidszorg wanneer dat voorgeschreven wordt door ter plaatse
aangegeven instructies. Ziekenhuizen en andere instellingen voor
gezondheidszorg kunnen gebruikmaken van apparatuur die gevoelig is
voor externe RF-energie.

Geïmplanteerde medische apparatuur

Fabrikanten van medische apparatuur adviseren dat er minimaal 15,3 centimeter
(6 inch) afstand moet worden gehouden tussen een draadloos apparaat en een

background image

A a n v u l l e n d e v e i l i g h e i d s i n f o r m a t i e

136

geïmplanteerd medisch apparaat, zoals een pacemaker of geïmplanteerde
hartdefibrillator, om mogelijke storing van het medische apparaat te voorkomen.
Personen met dergelijke apparatuur dienen de volgende richtlijnen na te leven:

Houd het draadloos apparaat altijd minimaal 15,3 centimeter (6 inch)
verwijderd van het medische apparaat wanneer het draadloze apparaat is
ingeschakeld.

Draag het draadloze apparaat niet in een borstzak.

Houd het apparaat bij het oor aan de andere zijde van het lichaam dan de
zijde waar het medische apparaat zich bevindt, om de kans op storingen te
minimaliseren.

Schakel het draadloze apparaat onmiddellijk uit als u vermoedt dat er een
storing is.

Lees en volg de richtlijnen van de fabrikant van het geïmplanteerde medische
apparaat.

Als u vragen hebt over het gebruik van het draadloze apparaat met een
geïmplanteerd medisch apparaat, neemt u contact op met uw arts.

Gehoorapparaten

Sommige digitale draadloze apparaten kunnen storingen in bepaalde
gehoorapparaten veroorzaken. Neem contact op met uw serviceprovider als
u last hebt van dergelijke storingen.

Voertuigen

RF-signalen kunnen van invloed zijn op elektronische systemen in
gemotoriseerde voertuigen die verkeerd geïnstalleerd of onvoldoende
afgeschermd zijn (bijvoorbeeld elektronische systemen voor brandstofinjectie,
elektronische antislip- of antiblokkeer-remsystemen, systemen voor
elektronische snelheidsregeling of airbagsystemen). Raadpleeg de fabrikant,
of diens vertegenwoordiger, van uw voertuig of van hieraan toegevoegde
apparatuur, voor meer informatie.

Het apparaat mag alleen door bevoegd personeel worden onderhouden of in een
auto worden gemonteerd. Ondeskundige installatie of reparatie kan gevaar
opleveren en de garantie die eventueel van toepassing is op het apparaat doen
vervallen. Controleer regelmatig of de draadloze apparatuur in uw auto nog
steeds goed bevestigd zit en naar behoren functioneert. Vervoer of bewaar geen
brandbare vloeistoffen, gassen of explosieve materialen in dezelfde ruimte als die
waarin het apparaat zich bevindt of onderdelen of toebehoren daarvan. Voor
auto's met een airbag geldt dat de airbags met zeer veel kracht worden

background image

A a n v u l l e n d e v e i l i g h e i d s i n f o r m a t i e

137

opgeblazen. Zet geen voorwerpen, dus ook geen geïnstalleerde of draagbare
draadloze apparatuur, in de ruimte boven de airbag of waar de airbag wordt
opgeblazen. Als draadloze apparatuur niet goed is geïnstalleerd in de auto en
de airbag wordt opgeblazen, kan dit ernstige verwondingen veroorzaken.

Het gebruik van het apparaat in een vliegtuig is verboden. Schakel het apparaat
uit voordat u een vliegtuig binnengaat. Het gebruik van draadloze
telecomapparatuur kan gevaarlijk zijn voor de werking van het vliegtuig, kan het
draadloze telefoonnetwerk verstoren en kan illegaal zijn.

Explosiegevaarlijke omgevingen

Schakel het apparaat uit als u op een plaats met explosiegevaar bent en volg alle
aanwijzingen en instructies op. Dergelijke plaatsen zijn bijvoorbeeld plaatsen
waar u gewoonlijk wordt geadviseerd de motor van uw auto af te zetten. Vonken
kunnen op dergelijke plaatsen een explosie of brand veroorzaken, waardoor er
gewonden of zelfs doden kunnen vallen. Schakel het apparaat uit bij
benzinestations. Houd u aan de beperkingen voor het gebruik van
radioapparatuur in brandstofopslagplaatsen, chemische fabrieken of op plaatsen
waar met explosieven wordt gewerkt. Plaatsen met explosiegevaar worden vaak,
maar niet altijd, duidelijk aangegeven. Het gaat onder andere om scheepsruimen,
chemische overslag- of opslagplaatsen, voertuigen die gebruikmaken van LPG
(onder andere propaan of butaan) en gebieden waar de lucht chemicaliën of fijne
deeltjes van bijvoorbeeld graan, stof of metaaldeeltjes bevat.

Alarmnummer kiezen

Belangrijk: Draadloze telefoons zoals dit apparaat, maken gebruik van
radiosignalen, draadloze netwerken, kabelnetwerken en door de
gebruiker geprogrammeerde functies. Hierdoor kunnen verbindingen
niet onder alle omstandigheden worden gegarandeerd. U moet nooit
alleen vertrouwen op een draadloze telefoon voor het tot stand brengen
van essentiële communicatie, bijvoorbeeld bij medische noodgevallen.

Een alarmnummer kiezen:

1. Schakel het apparaat in als dat nog niet is gebeurd. Controleer of de

signaalontvangst voldoende is.

In sommige netwerken kan een geldige, correct geplaatste SIM-kaart
noodzakelijk zijn.

2. Druk zo vaak als nodig is op de eindetoets om het scherm leeg te maken en

het apparaat gereed te maken voor een oproep.

background image

A a n v u l l e n d e v e i l i g h e i d s i n f o r m a t i e

138

3. Toets het alarmnummer in voor het gebied waar u zich bevindt.

Alarmnummers verschillen per locatie.

4. Druk op de beltoets.

Als u bepaalde functies gebruikt, is het mogelijk dat u deze functies eerst moet
uitschakelen voordat u een alarmnummer kunt kiezen. Als het apparaat in het
profiel Offline staat, moet u het profiel wijzigen om de telefoonfunctie te
activeren voordat u een alarmnummer kunt kiezen. Raadpleeg deze handleiding
of uw serviceprovider voor meer informatie.

Geef alle noodzakelijke informatie zo nauwkeurig mogelijk op, wanneer u een
alarmnummer belt. Uw draadloze apparaat is mogelijk het enige
communicatiemiddel op de plaats van een ongeluk. Beëindig het gesprek pas
wanneer u daarvoor toestemming hebt gekregen.

Informatie over certificatie (SAR)

DIT MOBIELE APPARAAT VOLDOET AAN RICHTLIJNEN VOOR BLOOTSTELLING AAN
RADIOGOLVEN.

Dit mobiele apparaat is een radiozender en -ontvanger. Het is zo ontworpen dat
de grenzen voor blootstelling aan radiogolven die worden aanbevolen door
internationale richtlijnen niet worden overschreden. Deze richtlijnen zijn
ontwikkeld door de onafhankelijke wetenschappelijke organisatie ICNIRP, en
bevatten veiligheidsmarges om de veiligheid van alle personen te waarborgen,
ongeacht hun leeftijd en gezondheidstoestand.

De blootstellingsrichtlijnen voor mobiele apparatuur worden uitgedrukt in de
maateenheid SAR (Specific Absorption Rate). De SAR-limiet in de richtlijnen van
het ICNIRP is 2,0 W/kg (watt/kilogram) gemiddeld over tien gram
lichaamsweefsel. Bij tests voor SAR worden de standaardposities gebruikt,
waarbij het apparaat in alle gemeten frequentiebanden het hoogst toegestane
energieniveau gebruikt. Het werkelijke SAR-niveau van een werkend apparaat
kan onder de maximumwaarde liggen, omdat het apparaat zo is ontworpen dat
niet meer energie wordt gebruikt dan nodig is om verbinding te maken met het
netwerk. De hoeveelheid benodigde energie kan wijzigen afhankelijk van een
aantal factoren, zoals de afstand tot een zendmast waarop u zich bevindt.
De hoogste SAR-waarde onder de ICNIRP-richtlijnen voor gebruik van het
apparaat bij het oor is 0,47 W/kg.

Het gebruik van accessoires en toebehoren met het apparaat kan resulteren in
andere SAR-waarden. SAR-waarden kunnen variëren, afhankelijk van nationale
rapportage-eisen, testeisen en de netwerkband. Meer informatie over SAR kunt
u vinden onder ’product information’ op www.nokia.com.

background image

I n d e x

139